Trailrunning
Recreatiepark Besthemerberg in Ommen ligt er mistroostig bij. De spaarzame caravans die er nog staan zijn dik ingepakt om de winter te overleven, of achteloos achtergelaten in hun blootje en moeten maar zien of ze het voorjaar redden. Recreatie is hier tijdelijk verbannen en mag zich in het voorjaar weer melden aan de slagboom. De lucht is grijs, loodgrijs en hangt als een verlaagd plafond boven het landschap van kale kruinen. Ik heb er zin in!
Vandaag wordt het de langste afstand van de RFR Besthemerberg trail in Ommen, die nipt de meters van de klassieke marathon overschrijdt en daarmee een klein beetje een ultra trail is; de ultra begint immers waar de marathon eindigt. Een paar honderd meter harken dus om als een echte ultra-loper verder door het leven te kunnen stappen. Een nutteloos hersenspinseltje dat plotseling opkomt, terwijl ik in een goed gevuld startvak, vol nerveus getrappel, wacht om weggeschoten te worden. Er wordt naar elkaar gekeken, sluiks en schijnbaar achteloos, maar zit boordevol taxatiedrift. Een verholen drang de competenties van anderen in te schatten, om zo een voorlopig klassement te kunnen opmaken. Een visuele observatie die telkens bevestigd dat niets is wat het lijkt. De fris geschoren benen, gestoken in een gestroomlijnde Salamon S/lab en finisher shirt van een extreme, devils, ultra of aanverwante trail, betekent niet dat hij/zij de behaarde door Lidl ingepakte loper voorbijstreeft.
Het gaat gelijk de hoogte in, de koude spieren zijn nog kort en ongewillig en sturen nu al seintjes naar de hersenen om een coup te plegen. Niks ervan, ik kom niet voor de kruimels en vertel mijn brein de prikkels, die als goed bewapende soldaten komen aanmarcheren en een illegale afzetting proberen te forceren, te negeren. De korte afdaling zorgt voor een staakt het vuren en vol denderen we met een klein kopgroepje de landerijen in. Langs boerderijen die de tijd aan zichzelf hebben, waar de hooiberg nog balen kent en gezwengeld wordt aan de waterpomp in de vroege ochtend om gezichten op te frissen. Door uitgesleten karrensporen die de geschiedenis van zware lasten en rijke oogsten vertellen.
Dan het bos weer in. Over paden die zich vernauwen tot kruip-door-sluip-door routes en over roestbruine varens die zich nederig buigen voor de winter. Het gaat hard, zoals gewoonlijk. Waarom nooit eens wat rustiger aan? Met enige jaloezie kijk ik naar lopers die in volle ontspanning de trail beleven; De tijd nemen voor een praatje, een fotootje maken, schouderklopjes uitdelen en gewoon delen. En tijdswaarneming maar een ‘pain in the ass’ vinden. En verder over zandverstuivingen, waar het zaad niet gedijd en onverbiddelijk wordt weggeblazen, hier is geen ruimte voor groei. De voetstappen die we achterlaten zijn maar voor even, de natuur zal ze weer snel wegvagen, alsof we er nooit geweest zijn. Langs vennen, die schitteren door het broze laagje ijs dat zich heeft vastgezet op zijn rug en we verdwijnen weer tussen het dennengroen dat de kerstgeur verspreidt. We volgen de kronkelde Vecht op de voet. Het water is brak en ziet er moe uit, niet in staat om te stromen. Dan naar de Beerze bulten, die zich als liggende kamelen schuilhouden in het bos en zich schijnbaar eindeloos uitstrekken in het landschap.
Als laatste mogen we het bostheater betreden. Publiek zit er niet. De voorstelling is een onemanshow; een trailrunner. Zijn tred verraad vermoeidheid, een lichaam dat zijn boekje te buiten is gegaan en grenzen heeft veronachtzaamd, maar ogen die sprankelen en stralen.
Machtig, wat is trailrunning toch geweldig!