DNF Legends Trail 2019

In stevige blokletters schrijft de organisatie een DNF achter mijn naam op de deelnemerslijst. Verdere uitleg lijkt niet relevant. De tracker wordt resoluut van mijn racevest gehaald. Ik ben niet langer te volgen. Mijn bestaan is opgeheven, de Ardennen mijn rustplaats. Een bord spaghetti wordt mij voorgeschoteld, een beker thee aangereikt. De houtkachel brand voluit, mijn lichaam dampt als de hete thee. Om mij heen zie ik lopers die ook uit de race geknipt zijn, gelatenheid op het gezicht, wachtend op het busje om terug te keren waar het begon.

Het dorpje Grand Mormont, waar de start plaatsvindt hangt tegen een heuvel. Geen pittoreske dorpskern, waar in de zomer Platanen voor verkoeling zorgen en de ouderen zich het leven laten aanleunen. Sfeer heeft zich hier niet weten te vestigen. Een ratatouille aan huisstijlen, die de welstand aan zich voorbij hebben laten gaan. Half afgebouwde huizen, beplakt met isolatie, al jaren wachtend op een buitenmuur, of een fatsoenlijk gemetselde schoorsteen.

In een van de gebouwen heerst bedrijvigheid. In de keuken worden grote bakken gehakt aangemaakt en tot ronde ballen gevormd of geruld om tot basis van de pastasaus te dienen. Anderen zie ik professioneel in serieuze pannen roeren om het voedsel tot brandstof te maken die de motor van de lopers aan de gang moet houden.

Binnen hangt een familiare gloed. Voor velen een feest van herkenning, zo blijkt al snel. Een reünie van ultralopers, die de modder van de Ardennen op waarde weten te schatten. Hartslag wordt hier gemeten, bloeddruk opgepompt en de uitrusting gecheckt om het toeval in ieder geval mee te dragen. De vrijwilligers zijn aardig, emphatisch en helpen waar ze kunnen.

Om zes uur in de namiddag worden wij aangemoedigd om met de race-heren Tim en Stef mee te lopen naar de aanpalende parkeerplaats om nog wat laatste aanwijzingen te krijgen. Vervolgens steken de heren een sigaret op en blazen de rook de heuvels in. Een paradox om de mythe van Legends Trail nog eens te onderstrepen, en weg zijn we.

Als snel neemt het donker het over van de schemer. Het daglicht doet niet meer mee en blijft teleurgesteld achter. De hoofdlampen volgen elkaar gedwee omlaag richting de Ourthe. Langs de steile kanten glibberen we mee met de grillen van de rivier, die zich bochtig om de heuvels heen slingert. Over een smalle betonnen brug steken we over en klimmen langzaam weg van het water.

De lichtbundel van de hoofdlamp doet zijn best, maar de dunne mist werpt het schijnsel steeds weer terug, zodat het goed opletten is waar de voeten neer te zetten. Het lijkt wel of er net zoveel wortels over de grond kruipen als er takken aan de bomen zitten. De zompige klei wil mijn schoenen eigenlijk niet meer loslaten en probeert zich bij iedere stap vast te klampen. Een wildzwijn maakt zich met veel rumoer uit de voeten. Een penetrante walm achterlatend.

Paden worden afgewisseld door, tja, het gebrek aan paden. Over achteloos omgewaaide Douglassen, of eronderdoor.  Spetterend door ondiepe stroompjes, die veelvuldig het gebied doorkruisen en elkaar opzoeken. Elke afdaling wordt gelijk beloond met een verse klim. Nooit geweten dat de heuvels in de Ardennen zich zo lang blijven verheffen.

Dan begint mijn heup tegen mij te oreren. Eerst nog fluisterend, op zoek naar rede, maar allengs luider tot het aanzwelt tot een oorverdovend lawaai. Het scharnieren van het gewricht laat te wensen over, dat had de fysio al geconstateerd. Starten was in zijn optiek niet wenselijk. Ik deelde deze zienswijze onvoldoende. De heup gooit tenslotte het slot erop en weigert nog langer speelbal van mijn geploeter te zijn.

Nu het fysiek aan het rebelleren is, beginnen er zich ook in mijn hoofd hersenspinsels te vormen. Een web van negatieve gedachten die het goed met elkaar kunnen vinden en mij in een niet te stoppen neerwaartse spiraal duwen. Schaduwen van bomen lijken ineens enorme tentakels, die proberen mij in een wurggreep te nemen. De roep van de uil verwar ik met het gejank van de wolf, die zijn soortgenoten aanmoedigt mij te omsingelen, alvorens mij te verslinden.

Mijn motivatie haast zich gulzig naar het doucheputje, om kolkend te verdwijnen. Het lopen wordt strompelen, de lichaamshouding lijkt op die van iemand die net een vijftigtal stokslagen heeft moeten incasseren, omdat er onzedelijk zou zijn gehandeld. Ik krijg het koud en het motortje begint te haperen alsof de bougie vet is geslagen. Steeds meer leun ik op mijn stokken, die buigen onder de druk. Een lichte stijging voelt als een alpien klim en er touwen moeten komen om de boel te zekeren. Dan voel ik asfalt, wat een prachtig spul toch!

Eindelijk is daar CP1 (73KM). Er is geen teleurstelling, geen spijt, alleen berusting.

 

PHOTO-2019-03-04-12-21-24 (1).jpg

.